-
1 zakken
2 [lager van niveau worden] fall (off), drop ⇒ come/go down, 〈 verzakken〉 sink, 〈 verzakken〉 subside3 [niet slagen] fail ⇒ Bgo down♦voorbeelden:door de vloer/het ijs zakken • fall through the floor/the icein elkaar zakken • collapse2 de hoofdpijn is gezakt • the headache has eased off/subsidedde koers is gezakt tot • the rate has fallen tohet water is gezakt • the water has gone down/subsidedde prijs iets laten zakken • lower/drop the price a bit -
2 iemand laten zakken
iemand laten zakkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand laten zakken
-
3 woord
1 word♦voorbeelden:1 in woord en beeld • in pictures and text, with an illustrated description (of)een woord van dank • a word of thanksop mijn woord van eer • on my word of honourmet andere woorden • in other wordsgevleugelde woorden • winged/famous wordsgeen goed woord voor iets over hebben • not have a good word to say about somethingzij heeft maar een half woord nodig • she can take a hint〈 figuurlijk〉 het hoge woord moest eruit • the truth had to be told/come out, he 〈enz.〉 had to come out with ithij moet altijd het laatste woord hebben • he always has to have the last worddaarover is het laatste woord nog niet gesproken • 〈 daar horen we nog meer over〉 we haven't heard the last of that; 〈 dat is nog niet beslist〉 I haven't had my final say in the matterhet verlossende woord spreken • save the situation (by saying something)vieze woorden • dirty words, four-letter wordsiemand aan zijn woord houden • keep/hold someone to his word/promisehet woord doen • do the talkinghet woord geven aan • hand/give the floor over tozijn woord geven • give one's wordiemand de woorden uit de mond halen • take the words right out of someone's mouthzijn woord houden • keep/be as good as one's wordhet woord is aan u/u hebt het woord • the floor is yours/you have the flooriemand de woorden in de mond leggen • put words into someone's mouthhet woord tot iemand richten • address/speak to someoneiemands woorden verdraaien • twist someone's wordshet woord voeren • speak, be/act as spokesperson/spokesmanlaten we er geen woorden meer aan vuilmaken • we'll say no more about itniet veel/geen woorden aan/over iets vuilmaken • not waste words/one's breath on somethingzijn woorden (op een goudschaaltje) wegen • weigh/choose one's words (carefully)iemand aan het woord laten • allow someone to/let someone finish (speaking/talking)niet in woorden uit te drukken • beyond words, defying descriptionin woord en geschrift • in speech and in writing/printmet geen woord over iets reppen • not say/breathe a word about somethingmet/in één woord • in a word, in sum/shortiets onder woorden brengen • put something into wordsik geloof u op uw woord • I take you at your word/your word for itop zijn woorden letten • be careful about what one saysiemand te woord staan • speak to/see someoneniet uit zijn woorden kunnen komen • not be able to express oneself, fumble for wordsiets woord voor woord navertellen • repeat something word for word/verbatimergens geen woorden voor hebben • have no words for somethingdat is geen woord te veel gezegd • that's putting it/things mildlyer geen woord tussen kunnen krijgen • not be able to get a word in (edgeways)met twee woorden spreken • ±be politeze heeft het niet met zoveel woorden gezegd, maar … • she didn't say it in so many words, but …woorden schieten te kort om … • words are not adequate to …; 〈 ook〉 words fail me! -
4 afwijzen
4 [juridisch] dismiss♦voorbeelden:iemand als lid (van een vereniging) afwijzen • refuse someone membership (of an association)geruchten afwijzen • disclaim rumourseen verzoek afwijzen • refuse a requestafwijzend staan tegenover • be opposed to -
5 werk
2 [plaats] work♦voorbeelden:het betere werk • the right thingzijn werk goed/slecht doen • make a good/bad job of one's workhet grote werk • the big jobgeen half werk doen • not stop at half measures, go the whole hogze houden hier niet van half werk • they don't do things by halves heredat is een heel werk • it's quite a joblos werk hebben • have a casual jobhet is onbegonnen werk • it's a hopeless taskpublieke werken • public workshet vuile werk opknappen (voor iemand) • do the dirty work (for someone)aangenomen werk • contract workeen nieuwe fabriek geeft werk aan 250 mensen • a new factory provides jobs/work for 250 people(vast) werk hebben • have a regular jobhet is zijn werk • it's his businesshij kan het werk niet aan • 〈 te zwaar〉 he isn't up to his work; 〈 te veel〉 he's up to the neck in workveel werk maken van de aankleding van zijn huis • take great pains over the furnishing of one's houseiemand werk opdragen • give someone a task(op school) werk opgeven • give an assignmentwerk zoeken • look for work/employment〈 figuurlijk〉 heb je altijd zo lang werk met het eten klaarmaken • do you always take so long preparing dinner/breakfast/ 〈enz.〉aan het werk gaan • set to workaan het werk houden • keep goingiedereen aan het werk! • everybody to their work!iemand aan het werk zetten • put someone to workhard aan het werk gaan • set to work at full tilt〈 figuurlijk〉 er is werk aan de winkel • there's work to be done, there's a lot to do/to be doneer is weinig werk in de bouw • work is slack in the building tradehoe gaat dat in z'n werk? • how is it done?werk in uitvoering • road workshoe is dat allemaal in zijn werk gegaan • how did it all come abouthet ging allemaal zo razendsnel in zijn werk • it was all such very quick workonder het werk mag er niet gerookt worden • smoking is forbidden at work/during working hourste werk stellen • employ, set to workheel behoedzaam te werk gaan • go very carefullyimpulsief te werk gaan, oneerlijk te werk gaan • act on impulse, act unfairlyieder ging op zijn eigen manier te werk • each took his/her own linezonder werk zitten • be out of work/unemployedniet op zijn werk komen • fail to turn up for work/dutywerk van iemand maken • play up to someonewerk van iets maken • do something about something; take action; 〈 sterker〉 put some work into something; 〈 klacht indienen〉 complain about somethingze wilden er geen werk van maken • they didn't want to take the matter in handalles in het werk stellen • make every effort to, strain every nerve (to), leave no stone unturneddat is geen werk • that's unfair -
6 tekortschieten
♦voorbeelden:tekortschieten jegens iemand • fail in one's duty towards someone -
7 afgaan
5 [in werking gebracht worden] go off6 [gedaan worden] 〈zie voorbeelden 6〉7 [een gek figuur slaan] lose face, flop, fail♦voorbeelden:afgaande op wat hij zegt • judging by what he saysop zijn gevoel afgaan • play it by ear3 van het toneel afgaan • go off, leave the stagevan school afgaan • leave schoolik ga volgend jaar van hockey af • I'm giving up hockey next year4 daar gaat 10 % van af • 10 % is taken off thathet vuil wil er niet afgaan • the dirt won't come off6 dat gaat hem gemakkelijk af • it comes easy/easily to himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [geheel/allemaal langsgaan] go along the line♦voorbeelden: -
8 appel
-
9 baksteen
I 〈de〉1 [gebakken steen] brick♦voorbeelden:zinken als een baksteen • sink like a stone〈 figuurlijk〉 iemand laten vallen als een baksteen • drop someone like a hot brick/hot potato1 [stof] brick♦voorbeelden: -
10 gebrek
♦voorbeelden:gebrek krijgen aan iets • run short of somethinggebrek aan personeel hebben • be short-handedgebrek aan eetlust • loss of appetitebij gebrek aan beter • for want of anything/something betteraan geld geen gebrek • no lack/shortage of moneygebrek hebben/lijden • be in want/need, go short4 alle mensen hebben hun gebreken • we all have our faults, no one's perfectiemand zijn gebreken onder ogen brengen • point someone's faults out to himeen gebrek verhelpen • correct a faultin gebreke stellen • declare in default, hold/declare liablezonder gebreken • flawless, faultless, perfect -
11 missen
1 [doel niet treffen] miss2 [mislopen] miss3 [met betrekking tot afwezigheid van iets of iemand] go without ⇒ 〈 het stellen zonder ook〉 spare, afford 〈 voornamelijk met betrekking tot geld〉, 〈 ontberen〉 lack, 〈 ontberen〉 lose4 [betreuren van afwezigheid] miss♦voorbeelden:de maatregelen misten hun doel • the measures didn't work/were ineffectivezijn woorden misten hun uitwerking • his words didn't have the intended effect/; 〈 vonden geen gehoor〉 fell on deaf earsje kunt het niet missen • you can't miss itkun je je fiets een paar uurtjes missen? • can you spare your bike for a couple of hours?hij mist gevoel voor humor • he lacks a sense of humourzij moest een oog missen • she had to lose an eyeovertuiging missen • be unconvincing/lacking in convictionik mis mijn portemonnee • I've lost/mislaid my pursewe missen een van onze vliegtuigen • one of our planes is missinghij kan best wat missen • he can (well) afford itkun je er een missen? • can you spare one?ze kunnen elkaar niet missen • they can't get along without one anotherik zou het voor geen geld willen missen • I wouldn't part with/do without it for the worldaan die reünie heb je niks gemist • you didn't miss much by not going to the reunion1 [ontbreken] be missing2 [niet raak schieten] miss♦voorbeelden:¶ dat kan niet missen • that can't go wrong/fail, that's bound to work/happen -
12 tekortschieten jegens iemand
tekortschieten jegens iemandVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tekortschieten jegens iemand
-
13 weigeren
♦voorbeelden:de motor weigert • the engine won't startII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:een visum weigeren • withhold a visablijven weigeren om/te …, hardnekkig weigeren om/te … • be adamant in one's refusal to …weigeren iets te doen • refuse to do somethingiemand iets weigeren • deny someone somethingiets botweg/ronduit weigeren • refuse something point-blank/flatlyze kon het hem moeilijk weigeren • she couldn't very well refuse himgoederen weigeren • reject goodsje inzending is geweigerd • your entry has been rejectedvoedsel weigeren • refuse food
См. также в других словарях:
fail someone — give someone a failing grade (on an exam, etc.); disappoint someone, let someone down … English contemporary dictionary
fail — fail1 [ feıl ] verb *** ▸ 1 be unsuccessful ▸ 2 not do something expected ▸ 3 not do well enough ▸ 4 no longer work/continue ▸ 5 lose quality/ability ▸ + PHRASES 1. ) intransitive to be unsuccessful when you try to do something: Most people who… … Usage of the words and phrases in modern English
fail — [[t]fe͟ɪl[/t]] ♦ fails, failing, failed 1) VERB If you fail to do something that you were trying to do, you are unable to do it or do not succeed in doing it. [V to inf] The Workers Party failed to win a single governorship... [V in n] He failed… … English dictionary
fail — I UK [feɪl] / US verb Word forms fail : present tense I/you/we/they fail he/she/it fails present participle failing past tense failed past participle failed *** 1) a) [intransitive] to be unsuccessful when you try to do something Most people who… … English dictionary
fail — fail1 W1S2 [feıl] v ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(not succeed)¦ 2¦(not do something)¦ 3¦(exam/test)¦ 4 I fail to see/understand 5¦(company/business)¦ 6¦(machine/body part)¦ 7¦(health)¦ 8 never fail to do something 9 your courage/will/nerve fails (you) … Dictionary of contemporary English
fail — 1 /feIl/ verb 1 TRY BUT FAIL (I) to be unsuccessful in something that you want to do: Peace talks between the two countries have failed. | fail to do sth: Doctors failed to save the girl s life. | fail miserably (=be completely unsuccessful in a… … Longman dictionary of contemporary English
fail*/*/*/ — [feɪl] verb I 1) [I] to be unsuccessful Ant: succeed It looks as if the negotiations are going to fail.[/ex] He failed in his attempt to get compensation.[/ex] They have failed to think of any practical solutions.[/ex] 2) [I] to not do something… … Dictionary for writing and speaking English
fail — [13] Fail, fallacy [15], fallible, false, and fault all come ultimately from the same source – the Latin verb fallere. This originally meant ‘deceive’, but it developed semantically to ‘deceive someone’s hopes, disappoint someone’, and in its… … The Hutchinson dictionary of word origins
fail — [13] Fail, fallacy [15], fallible, false, and fault all come ultimately from the same source – the Latin verb fallere. This originally meant ‘deceive’, but it developed semantically to ‘deceive someone’s hopes, disappoint someone’, and in its… … Word origins
let someone down — FAIL (TO SUPPORT), fall short of expectation, disappoint, disillusion; abandon, desert, leave stranded, leave in the lurch. → let * * * fail to support or help someone as they had hoped or expected ■ let someone/something down have a detrimental… … Useful english dictionary
stand someone up — FAIL TO KEEP A DATE WITH, fail to meet, fail to keep an appointment with, jilt. → stand * * * informal fail to keep an appointment with a boyfriend or girlfriend … Useful english dictionary